De meeste literaire teksten verouderen, en soms doen ze dat al snel. Zo las ik eens in een interview met de dichter Hans Faverey, over de houdbaarheid van de teksten die hij had geschreven, dat hij vaak al enkele dagen na hun conceptie moest constateren: ‘Het ding blijft niet meer staan.’ Er zijn echter uitzonderingen. Er bestaan teksten die van alle tijden zijn, de ware meesterwerken: spiegels die zó precies zijn geslepen dat de ene generatie na de andere zich erin herkent. En elke generatie heeft er iets anders over te zeggen en bespeurt er nieuwe waarheden over zichzelf in. Madame Bovary is zo’n spiegel.
Aan het begin van mijn werk aan dit boek ontdekte ik dat er in het Nederlands al drie vertalingen waren verschenen. In 1904 van G.H. Priem, in 1938 van C.J. Kelk en in 1960 van Margot Bakker. Deze hoge omloopsnelheid verwonderde mij. Nu wist ik wel dat elke vertaling na verloop van tijd aan vernieuwing toe is; dan gaat ze slijtplekken vertonen, en de fouten en onzorgvuldigheden van de vertaler komen aan het licht. Maar een goede vertaling kan wel zo’n vijf decennia meegaan; en nu werd ik de vierde vertaler van Madame Bovary in krap tachtig jaar. Wat was er aan de hand?
Vaak hoor je zeggen dat een vertaling alleen veroudert als er slecht vertaald is. Ik heb daar zo mijn twijfels over. Toen ik mij in het werk van mijn voorgangers verdiepte, kwamen hun versies inderdaad verouderd op mij over. Daar vielen verschillende redenen voor aan te wijzen. Maar waren ze alle drie slecht? Het lijkt me weinig genuanceerd om dit te beweren. In ieder geval houden alle drie zich vrij goed aan de directe betekenis, en doorgaans blijft het verhaal bij hen tot in detail volgbaar. Waarom zijn ze dan verouderd?
…………….. Download rechtsboven de PDF voor de volledige tekst. Als uw voorkeur uitgaat naar Epub-formaat, kunt u het bestand downloaden door hier te klikken. En hier vindt u het bestand in Word.