Frans Erens bespreekt in zijn essay de vertaling van Salammbô door Andries de Rosa; Rudy Kousboek en Martin de Haan beschrijven hoe zij Hans van Pinxterens vertaling van Madame Bovary hebben beleefd; Kiki Coumans gaat nader in op de vraag in hoeverre de stijl van de vier Nederlandse vertalingen van Madame Bovary beantwoordt aan de hoge eisen die Flaubert stelt aan de klank, het ritme en de beeldende kracht waarin hij zijn zinnen goot. Hierbij dient opgemerkt te worden dat zowel De Haan als Coumans het essay van Kousbroek lovend aanhalen, en terecht: ‘De smaak van arsenicum’, met zijn uitgebreide beschouwing over de merites van Flaubert als schrijver, zijn dieper ingaan op de uitzonderlijke kwaliteit van Madame Bovary als roman en zijn fijnzinnige analyse van een vertaling, is een grote aanwinst voor onze collectie.
Het is opvallend hoe de aandacht die besteed wordt aan missers van de vertaler, de vertaalfouten, in de loop der jaren verschuift. Zo wijdt Erens bijna een derde van zijn beschouwing aan fouten die hij heeft aangetroffen; hij stelt dat als De Rosa’s tekst zorgvuldig zou worden herzien en van de ingeslopen fouten gezuiverd, wij ‘een zeer dragelijk boek’ zouden hebben. Kousbroeks houding ten opzichte van fouten in de door hem bestudeerde vertaling is al veel milder, hij signaleert weliswaar enige anachronismen, ‘maar het is niet mijn bedoeling om op alle slakken zout te leggen: deze dingen vallen in het niet bij de vindingrijkheid en het Nederlands waardoor deze vertaling zich onderscheidt. Van Pinxteren heeft gevoel voor stijl en vooral een goed oor voor ritme, en dat zijn precies de kwaliteiten die Flaubert in zijn werk essentieel vond.’ De Haan lijkt zich nog minder van fouten aan te trekken. ‘Zijn fouten nu echt doorslaggevend voor de kwaliteit van een vertaling?’ vraagt hij zich af, en hij vervolgt: ‘De pianist Sviatoslav Richter stond bekend om zijn vele misslagen, en toch doen zijn interpretaties de muziek vaak meer recht dan de technisch smetteloze uitvoeringen van andere pianisten. Dat is in mijn ogen wat een vertaalkritiek moet doen: de vertaling als nieuwe tekst typeren en zo mogelijk aangeven wat voor licht die nieuwe tekst als “interpretatie” op de brontekst werpt.’ Coumans gaat zo mogelijk nog verder, als zij in een van de door haar besproken vertalingen, die van Priem, op onnauwkeurigheden stuit: ‘In een andere passage levert zijn slordige manier van lezen onbedoeld (of niet!) een verrassend mooi beeld op. Hij vertaalt het woord grève (dat “zandbank” betekent) met “galg”, wat het volgende oplevert: “[…] en de hooge omtrekken der populieren, die boven den nevel uitstaken, schenen wel galgen, welke de wind bewoog” (p. 141). Mooier kun je niet uitglijden.’
Het is niet aan ons om hier uitgebreid in te gaan op de verschillen en overeenkomsten in het denken over vertalen door de vier hier bijeengebrachte essayisten. Wij hebben slechts, door deze vier rijke essays in volgorde van ontstaan te plaatsen, dit denken enigszins in een historisch perspectief willen weergeven. Het is aan de lezer van VertaalVerhaal zelf om eventueel verdergaande conclusies te trekken.
VertaalVerhaal dankt Kiki Coumans en Martin de Haan, en in het bijzonder Sarah Hart, die ons toestond de bijdrage van Rudy Kousbroek hier op te nemen.
…………….. Download rechtsboven de PDF voor de volledige tekst. Als uw voorkeur uitgaat naar Epub-formaat, kunt u het bestand downloaden door hier te klikken. En hier vindt u het bestand in Word.