Wanneer ik ’s avonds (en ook weleens ’s middags of ’s morgens) mijn studeerkamer betreed, dan duurt het gewoonlijk niet lang of ik raak in gesprek met de schrijvers die ik vertaal. Ik richt nog wel geen brieven aan hen, zoals Petrarca dat deed aan Cicero en Vergilius, maar ik praat met hen, ik luister naar hen, ik discussieer met hen, ik ga met hen om. Zo heb ik kennisgemaakt, en zelfs vriendschap gesloten, met een groot aantal schrijvers, van wie sommige mij bijzonder dierbaar zijn geworden: Martialis bijvoorbeeld, de scherpe satiricus en woordkunstenaar uit de Romeinse keizertijd; Petrarca, de beminnelijke melancholicus en bewonderaar van de klassieke oudheid; Machiavelli, de rechtlijnige realist die geen doekjes windt om het menselijk falen; Michelangelo, met al zijn getourmenteerdheid en schuldbesef; Tasso, de schepper van droevige, maar uiterst welluidende taalmuziek; Leopardi, de diep ongelukkige, maar o zo geniale dichter uit Recanati; en ten slotte Dante, voor wie elke omschrijving tekortschiet.
In al deze schrijvers, en nog vele andere die ik hier niet kan noemen, herken ik bepaalde facetten van mezelf. Vele kanten van het leven, waarvan ik anders geen weet zou hebben gehad, heb ik via hen ervaren en ontdekt. Het zijn voor mij mensen die nog altijd iets te zeggen hebben: mensen die ik de moeite waard vind, die ik hoog aansla, die ik bewonder. En omdat ik iets wat ik bewonder graag op anderen wil overbrengen, word ik door een apostolische ijver bezield en ga ik ze vertalen. Maar dat is bij schrijvers uit het verleden gemakkelijker gezegd dan gedaan…
….. Download rechtsboven de PDF voor de volledige tekst. Als uw voorkeur uitgaat naar Epub-formaat, kunt u het bestand downloaden door hier te klikken. Hier vindt u het bestand in Word en hier kunt u het juryrapport uit 1990 lezen.