De achttiende-eeuwse Zweedse schrijver Kellgren, die ook veel vertaalde, had een liberale kijk op het werk van vertalers. Volgens hem mogen vertalers zich behoorlijk wat vrijheden veroorloven. Ze mogen bijvoorbeeld best meer woorden gebruiken dan het origineel – hijzelf schrok er niet voor terug om een dichtwerk van 54 Latijnse verzen om te zetten in 225 Zweedse verzen – als de gedachten die in het werk worden uitgedrukt maar dezelfde zijn en als de vertaling maar evenveel kracht heeft als het origineel, of – liever nog – méér kracht. Een bekwaam vertaler mag, aldus Kellgren, bloemen geven in plaats van zaad, goud in plaats van erts. Als het begrip van de tekst dat vereist mag je in een vertaling gerust iets toevoegen, en wat tegen de goede smaak of het fatsoen indruist kun je veranderen of gewoon weglaten. Al te gedurfde metaforen dienen te worden afgezwakt, clichéuitdrukkingen moeten worden opgefrist. Het moet zijn alsof de schrijver in dezelfde tijd leeft en dezelfde taal schrijft als de vertaler, vindt Kellgren, en pas als dat gelukt is, heeft de vertaler een klein takje verdiend van de lauwerkrans die de hoofden van de schrijvers siert.
Deze principes van Kellgren spelen vaak door mijn hoofd als ik aan een vertaling begin, want eigenlijk staan ze me wel aan. Maar als ik een goed boek onder handen heb, dan begint er algauw nóg een stem in mijn hoofd te spreken: de stem van de schrijver. Die zegt dat ik de speciale toon, het eigen karakter van die schrijver moet proberen te vertolken. Niks vrijheden! zegt die stem. Tussen Kellgren en ‘mijn’ schrijver vallen in mijn hoofd soms heel wat woorden en het is dan aan mij om compromissen te vinden waar ze allebei mee kunnen leven…
….. Download rechtsboven de PDF voor de volledige tekst. Als uw voorkeur uitgaat naar Epub-formaat, kunt u het bestand downloaden door hier te klikken. Hier vindt u het bestand in Word en hier kunt u het volledige juryrapport uit 2000 lezen.