Alle Nederlandse vertalers – en als ik ‘vertalers’ zeg, tel ik die spijtig genoeg nog altijd op m’n tien vingers – beijveren zich de laatste tijd in het geven van spitse formuleringen, die moeten vertellen wat een vertaler en wat een vertaling is. Het zou vechten tegen de bierkaai zijn, te proberen die definities te overtreffen. Ik ben het eens met Bert Voeten, als hij zegt: ‘Een vertaler is iemand die in de huid van een ander kruipt, zonder de eigen huid te verliezen.’ Ik ben het eens met Dolf Verspoor waar hij stelt: ‘De vertaler is een dirigent die een partituur interpreteert.’ En ik ben het al evenzeer eens met Adriaan Morriën, van wie o.a. de uitspraak is: ‘Een vertaler is iemand die een woord dat hij al ként in het woordenboek opzoekt.’
Ik wil daar wel graag een paar stellingen bijvoegen. De vraag: ‘Hoe vrij moet een poëzie-vertaler vertalen’, beantwoord ik gewoonlijk met het even vrijblijvende als onjuiste antwoord: ‘Alleen als hij té vrij vertaalt, is hij vrij genoeg.’ Een poëzie-vertaler dient stil te staan bij het wezen van de poëzie. Poëzie is voor mij de vonk die overspringt als twee woorden kortsluiting maken. Wanneer ik als vertaler twee kortsluitende woorden letterlijk vertaal, met als resultaat dat in onze eigen taal de kortsluiting uitblijft, dan faal ik. Ik vertaal dus niet de woorden, maar de kortsluiting, in de hoop een vonk op te wekken. Onnodig is te zeggen dat spelen met hoogspanning levensgevaarlijk is. Mag ik er nog een vergelijking aan toevoegen: een vertaler is als een stayer achter grote motoren; hij zit veilig achter de rug van zijn grote voorganger, maar hij moet wel ontzettend hard trappen….
…………….. Download rechtsboven de PDF voor de volledige tekst. Als uw voorkeur uitgaat naar Epub-formaat, kunt u het bestand downloaden door hier te klikken. Hier vindt u het bestand in Word en hier kunt u het juryrapport uit 1965 lezen.