De Chinese dichter Bai Juyi (772-846) sleet de laatste jaren van zijn leven in Luoyang, de tweede stad van het rijk. In het genot van een aanzienlijke wedde bewoonde hij een villa in de stad. Bij de villa hoorde een klein park, met daarin een bamboebos en een vijver die groot genoeg was om erop te spelevaren. In de tuin ontving de gevierde dichter zijn gasten, en in zijn gedichten liet hij kiekjes na van het gezellige samenzijn. Uit 835 dateren twee vierregelige gedichten onder de gemeenschappelijke titel ‘Bij de vijver’. Het eerste daarvan zou men bijvoorbeeld als volgt kunnen vertalen:
Twee monniken gezeten aan een go-bord
En op hun spel de scherpe bamboeschaduw.
Verborgen door de bamboes niet te zien:
We horen soms het klikken van de stenen.
Bai Juyi kende ongetwijfeld de regels van het spel dat door de monniken verborgen achter de bamboes werd gespeeld, en hoogstwaarschijnlijk meende hij uit het tempo van de zetten en de kracht waarmee de stenen werden verplaatst het verloop van het spel te kunnen volgen. De Nederlandse lezer van Chinese poëzie in vertaling zal zich misschien echter maar al te dikwijls voelen als iemand die wel het klikken hoort van de stenen maar zich slechts een zeer vage voorstelling kan maken van het gespeelde spel….
…………….. Download rechtsboven de PDF voor de volledige tekst. Als uw voorkeur uitgaat naar Epub-formaat, kunt u het bestand downloaden door hier te klikken. En hier vindt u het bestand in Word.