Paul Claes, je bent zowel schrijver als vertaler. Zie je een verschil tussen vertalen en schrijven?
Al sinds mijn jeugd vertaal en schrijf ik, zonder dat het ene het andere in de weg staat. Het onderwijs in de jaren vijftig was nog gebaseerd op het navolgen van modellen. Schrijven leerden we door de literaire meesters te lezen. Voor de klassieke talen betekende lezen vertalen. Ik kan me geen betere propedeuse voor een literair vertaler inbeelden. Alle vormen en realia werden uitgeplozen, elke zin moest precies geconstrueerd worden, geen enkel detail mocht onverklaard blijven. Onze versies waren meestal calques van het origineel. In thema’s leerden we zelf Latijn en Grieks schrijven en ontdekten zo het afwijkende idioom van die talen.
Tegenwoordig is vertalen en zelfs ‘woordjes leren’ in het vreemdetalenonderricht taboe. Dat betreur ik wel eens wanneer ik op tv barbaarse vertalingen van Engelse faux-amis zie, zoals ‘schrijn’ voor shrine (tempel), ‘festival’ voor festival (feest) en ‘tweehonderd troepen’ voor two hundred troops (tweehonderd soldaten).
Hoe situeer je je vertaalwerk ten opzichte van je ‘originele’ werk?
Tijdens mijn studentenjaren raakte ik gefascineerd door het Franse structuralisme. Dat was zowel een wetenschappelijk als een maatschappelijk project: het liet zien hoe teksten gestructureerd waren en hoe ze functioneerden binnen een maatschappij. In mijn semiotische essaybundel Het netwerk en de nevelvlek (1979) las ik allerlei teksten als transformaties van codes en stuitte daarbij op de intertekstualiteit. Ik werkte dat concept uit in mijn studie Echo’s echo’s (1988). Mijn doctoraat De mot zit in de mythe (1984) toonde aan hoe vrij Hugo Claus als vertaler, bewerker en auteur met antieke teksten omspringt. Een strikt onderscheid tussen reproductief en creatief werk bleek niet te maken. Sterker nog: voor wie de analyse ver genoeg doorvoert, blijkt elke tekst een dialoog met andere teksten.
Nog steeds staat intertekstualiteit centraal bij al wat ik schrijf. Als theoreticus ben ik geïnteresseerd in verschijnselen als imitatie, allusie, citaat, pastiche, vertaling en bewerking. Als vertaler transcodeer ik op uiteenlopende manieren anderstalige werken. Als dichter schrijf ik vaak meertalige bundels. Als romancier ben ik vooral geïnteresseerd in de transformaties die de westerse ideologie in haar geschiedenis heeft ondergaan. In al deze gevallen zie ik het als mijn opdracht kritisch te reflecteren op de traditie.
Hoe kijk je aan tegen de rol van vertaalde literatuur in de literatuurgeschiedenis, waarin vertaling tot nog toe prominent onderbelicht blijft?
De Nederlandstalige literatuur is in veel opzichten een secundaire literatuur. Internationale ontwikkelingen als minnelyriek, renaissance, romantiek en modernisme hebben zich hier pas laat doorgezet. Door een fixatie op de eigen literatuurgeschiedenis bleef de studie van vertalingen, bewerkingen en imitaties marginaal….
…………….. Download rechtsboven de PDF voor de volledige tekst. Als uw voorkeur uitgaat naar Epub-formaat, kunt u het bestand downloaden door hier te klikken. En hier vindt u het bestand in Word.